zondag, oktober 14, 2007

Kees Visser

Colour Matters - Part Four

De expositie Colour Matters - Part Four is de vierde in een reeks exposities, in de afgelopen 3 jaar, waarin de diversiteit aan niet-verhalende beeldende kunst werd gepresenteerd. Met de vierde aflevering wordt de reeks (voorlopig?) afgesloten. Het geheel heeft geresulteerd in 4 boeiende exposities, waarin overeenkomsten en verschillen in opvattingen en materiaalgebruik in een lucide samenhang te zien waren. In het verlengde van deze presentaties werden en worden een reeks deelnemende kunstenaars gevraagd solo of in interessante duo’s een expositie in K09 in te richten naar eigen inzicht.

De exposities ‘Colour Matters’ gaan vergezeld met de uitgave van 2 boeken. Deze pretenderen niet een volledig overzicht te geven van de ‘abstracte kunst’. Wel laten ze een dwarsdoorsnede zien van wat er aan ‘kleur’, “materiaal’ , in combinatie met een ‘klare lijn’ en een helder idee voor boeiende kunst wordt gemaakt. Klassiek-moderne opvattingen worden afgewisseld met experiment en vernieuwing. Het toont aan dat de menigmaal doodgewaande en als anachronistisch betitelde schilderkunst springlevend is. Sterker nog, wij geloven dat de belangstelling voor het beschouwende en contemplatieve in de kunst, zoals dit in menig hier getoond kunstwerk aan de orde is, alleen maar in betekenis en zeggingskracht zal toenemen. Wij beschouwen de Kunstruimte 09 zelf zo langzamerhand als een vrijplaats in een samenleving waarin weinig ruimte meer is voor reflexie.

In aanvang startten we vrij onbevangen. De titel van de eerste expositie (Abstracte Salon) refereert hier nog aan. In deze expositie verzamelden we werk van kunstenaars die we kenden of waarvan we hoopten dat ze werk voor deze expositie ter beschikking zouden willen stellen. Het resultaat overtrof onze verwachtingen. Het leek of, als gevolg van deze expositie, allerlei mensen ‘’wakker werden’. Mede als gevolg hiervan werden we zelf geconfronteerd met onze eigen verantwoordelijkheid in deze. Is dit slechts een hobbyistisch aardigheidje of pretenderen we hier meer mee? We hebben duidelijk gekozen voor het laatste. Dat brengt met zich mee dat er een zekere mate van verantwoording voor het soort kunst en de kunstenaars die wij laten zien moet zijn. Met name de al snel opkomende discussie over het begrip ‘abstract’ (als contrair aan het begrip ‘figuratief’) en meer precies de achterhaaldheid van het begrip, volgens sommigen, heeft geleid tot aanpassingen. Wij hebben het nu niet meer over b.v hard-core abstracte kunst, maar over kleur en materiaal als basiselementen voor beeldende kunst en, in het verlengde daarvan, over materiaal en idee (in filosofische zin: over ‘materialisten’ en ‘idealisten’). Daarnaast heeft het begrip ‘schilderkunst’ een betekenisverandering ondergaan. Veel kunstenaars beschouwen schilderkunst niet meer als louter ‘verf op een drager’, maar beschouwen het veel meer als een verzamelbegrip voor gebruik van diverse materialen. Het gevaar van beide tendensen is een algehele begripsvervaging. Immers, als begrippen als ‘abstract’ en ‘figuratief’ niet meer terzake doen en onder ‘schilderkunst’ alles kan worden verstaan wat een schilderkunstige verbeelding inhoudt, zijn het zinloze begrippen geworden. In termen van concrete programmering zou dit een inhoud van ‘vlees noch vis’ betekenen. Dat willen wij niet. Voor kunstenaars zelf is het ondertussen heel duidelijk geworden ‘wat wij als K09 willen’ en het blijkt dat K09 in dat opzicht in Nederland vrij uniek is. Wij hebben het zelf daarom liever over kunst die een eigen werkelijkheid creëert, in veel gevallen concrete kunst te noemen, ongeacht de uitgangspunten waar het werk op is gebaseerd (d.i. b.v. formele of informele principes, abstracties van waarnemingen etc.). De uiterlijke verschijning (verf of geen verf) doet daarbij minder ter zake.

Naast bovenstaande kunsthistorische overwegingen, waarin K09 een eigen plaats heeft verworven, spelen algemene bedreigingen voor de beeldende kunst een rol bij onze opzet. De algehele tendens om alles in markteconomische termen van vraag en aanbod te vertalen (inherent aan onze kapitalistische samenleving, maar tegenwoordig een allesbepalend issue geworden), dat voor het ‘soort kunst’ dat k09 propageert niet direct gunstig is. En de verdere annexatie van kunst door de politiek. Daarmee bedoelen wij de neiging om beeldende kunst te zien als ‘sociaal smeermiddel’ voor sociale problematiek; het propageren van ‘maatschappelijk relevante’ kunst, waarbij de kunstenaars in kwestie als een amateur-sociaal werker fungeert. Alsof de politieke beleidsmakers door de voordeur de eigen Sociale Academie-achtergrond uit de jaren 70- en 80 van de vorige eeuw, via de beeldende kunst, wensen te concretiseren. Dit is niet wat wij als uitgangspunt of doel van beeldende kunst zien. De beeldende kunst heeft geen vooropgezet economisch nut, noch een sociaal-cultureel uitgangspunt, net zo min als literatuur of muziek. Wat de beeldende kunst wel kan is een reflexie bieden op ‘het menselijk bestaan’ en dat is wat K09 met haar programma beoogt.
In de vorige CM - aflevering lag de nadruk vooral op de materialiteit van het getoonde werk. (bij Ton Boelhouwer, Klaas Kloosterboer en Albert Oost bijvoorbeeld). In deze aflevering lijken constructivistische elementen de overhand te hebben. Dit is overigens niet bewust. Er worden geen kunstenaars bij elkaar gezocht die vergelijkbaar werk maken. Eerder het tegendeel. Het is m.a.w. toeval (of niet?)

Een nestor van de constructivistische, concrete kunst in deze expositie is Bob Bonies (Den Haag). Onlangs waren we op zijn atelier (zeg maar gerust ateliers) en daar hing een ruim exposé van werk van de afgelopen 40 jaar. Daar krijgt men ook inzicht in het procédé, dat begint met ruitjespapier en via kleine ‘prototypes’ resulteeert in groot werk. Recent werk was ogenschijnlijk nog eenvoudiger van opzet dan voorheen, maar tegelijkertijd ook zeer dynamisch. (Ook een kunstenaar die al zo’n 40 jaar met een elementair basisgegevens werkt kan weer verrassen). In de expositie CM-3 hing werk van een exponent uit een jongere generatie constructivisten (Jan Maarten Voskuil). Ook dit werk wordt van te voren ‘uitgedokterd’ en daarna geconstrueerd. Omdat deze werken uit losse elementen bestaan kunnen ze, naar believen, op allerlei manieren in elkaar worden gezet. De opvattingen van Voskuil zijn minder streng en wellicht geldt dit aspect sowieso voor jongere generaties. Zoals elders betoogd (door b.v Martijn Schuppers n.a.v. de door hem samengestelde expositie “BSTRCT”) bekommeren kunstenaars zich tegenwoordig minder om termen als ‘abstract’ of ‘figuratief’ of ‘schilderkunst’. Men zou kunnen beweren dat het werk daarmee eclectischer en vrijblijvender wordt, maar in het geval van Voskuil is daar zeker geen sprake van. Overigens zagen we bij Bonies nog een werk hangen dat er uit zag alsof het vandaag was gemaakt. Er was een ruimtelijk element in opgenomen van perspex dat, desgewenst vervangen kon worden door een element in een andere kleur. Naar analogie met een werk Voskuil, welhaast. Dit werk was echter niet van vandaag, maar van zo’n 40 jaar geleden.

Constructivistische en geometrische elementen zien we op deze expositie ook terug bij anderen. In het werk van Henriëtte van ‘t Hoog (Amsterdam) bijvoorbeeld, waarbij perspectieflijnen ruimtelijke illusies oproepen. Of in het werk van Luc Hoekx (België) en Hans Goudsblom (Groningen). waarin op een meer intuïtieve wijze waarneming tot vereenvoudigder vormen zijn teruggebracht. Bij Goudsblom laag over laag met olieverf op doek. Bij Hoekx in olieverf op acrylaatglas. Bij Goudsblom leidt dit tot opaak werk in dikke lagen verf, bij Hoekx tot transparnte schiderijen, waarbij de voor- en achterkant en het pesrpex als drager een rol spelen.En in het werk van Jeroen Glas (Arnhem) waarin een simpele vorm en letterlijk licht tot een concreet object wordt en verder bij Frank Sciarone (Groningen), die zich vaak bediend van geometrische vormen met de nodige afwijkingen om werk te maken dat misschien het best ‘poëtisch’ kan worden genoemd.

Een andere kunstenaar, die, als Bonies maar op een geheel andere wijze, zichzelf de beperking van een aantal basisregels oplegt is Jerry Keizer (Amsterdam). De grondhouding zou men verwant kunnen noemen, de uitwerking is totaal anders. Zwarte en witte olieverf, een bepaalde kwast en een reeks dezelfde handelingen maken het werk. Een argeloze kijker zou zeggen: het steeds hetzelfde, maar degene die beter kijkt weet beter: elk werk is weer anders dan andere. In het Duits zegt men het treffend: ‘in der beschrankung zeigt sich der meister’. In uiterlijke verschijning hebben sommige werken van Cor de Nobel (Groningen) overigens er wel enige verwantschap mee, terwijl dit werk juist informeel en intuïtiever tot stand komt.

Twee kunstenaars, die zich niet in bovenstaande termen van constructivistisch, conceptueel of fundamenteel laten vatten, maar een eigen vormentaal hebben ontwikkeld zijn Roland Schimmel (Arnhem) en Bart Vandevijvere (België). Het werk van Schimmel is gebaseerd op nabeelden van waannemingen, incluis de ‘blinde vlekken’ die te lang in een licht kijken kan opleveren. Op schilderachtige wijze worden mysterieuze ruimtes vol licht en kleur opgeroepen. De schilderijen van Vandevijvere zijn concreter, maar even raadselachtig. Op intuïtieve wijze wordt muziek (m.n. hedendaagse klassieke muziek) omgezet in beelden, die zich kunnen laten lezen als visuele partituren, maar evengoed gezien worden als puur esthetisch genoegen. Zelf kunnen we beide kunstenaars niet geheel vrijpleiten van enige romantiek.

De laatst te noemen kunstenaar op deze presentatie is Nan Groot Antink (Tilburg), die zich in haar werk de meest letterlijke vertaler toont van de titel van de expositie: ‘Colour Matters’. Eeuwenoude procedures voor het maken van kleurstoffen uit diverse materialen is de basis voor haar werk, dat bijna in zijn pure vorm wordt getoond.

september 2007
Jacob van der Veen

maandag, september 03, 2007

COLOUR MATTERS - PART FOUR




Opening : Zondag 9 september om 15.30 uur

donderdag, maart 22, 2007

vanaf 29 april Herebinnensingel 11

De Kunstruimte 09 is verhuisd van de Herebinnensingel 9 naar Herebinnensingel 11, slechts enkele stappen verderop.
Vanaf 29 april zet K09 haar programma voort met een expositie van Ton Boelhouwer uit Maastricht.

dinsdag, januari 23, 2007

Jan Maarten Voskuil over concrete kunst en handschrift

*)

"Concrete kunst is een elementaire, natuurlijke en gezonde kunst die de sterren van vrede, liefde en poëzie doet vonken in de hersenen van de mens. Overal waar de Concrete kunst binnenkomt verdwijnt de melancholie en sjouwt zijn grijze valiezen mee, volgestouwd met zijn zwarte zuchten." (Hans Arp)

Het handschrift is misschien wel de grootste vijand voor concrete schilders.
Het handschrift is subjectief, het vestigt de aandacht op de maker van het werk en niet op het werk zelf. Het is een vorm van zelfverheerlijking. Het verwijderen van het handschrift reduceert deze egocentrische neiging die kunstenaars vaak tonen. Daarvoor in de plaats voegt het iets toe. De lijnen worden strak. Zo strak als een hand het niet zou krijgen. Het gaat de concrete kunstenaars niet om hun persoonlijke besognes. Het gaat ze juist om de universele waardes van hun werk. Ze putten uit de formele eigenschappen en mogelijkheden van de schilderkunst. Ze onderzoeken deze en zoeken de grenzen op. Het gaat ze om uiteenlopende zaken als compositie, kleur, materialiteit, ritme en formaat.
Dit wil overigens niet zeggen dat het werk geen emoties oproept. Integendeel, het werk beoogt wel degelijk de toeschouwer te raken. Het valt de bezoeker alleen niet lastig met het gemoed van de maker of met het vertellen van een anekdote, het spreekt de beschouwer aan op zijn eigen zintuigen, zijn eigen waarneming en interpretatie. Deze oproep tot zelfwerkzaamheid en interpretatie veronderstelt een coöperatieve houding bij de kijker. Concrete kunst wil dat de bezoeker opgaat in het fenomenale van het werk; in de kleur, in de compositie, in de concrete ruimte. De uitdrukking: What you see is what you get, kun je goedwillend uitleggen met; des te meer je ziet, des te meer je krijgt. Wat de concrete kunstenaars te bieden hebben is geen ego show, maar een visuele beleving.
De waterscheiding in de schilderkunst tussen de lyriek, figuratie en eclectische zelfreflectie aan de ene kant en het naar universele waardes strevende formalisme aan de andere kant is al zo'n dertig jaar beslecht in het voordeel van de eerste groep. Niet toevallig loopt deze beslechting parallel aan een tijd die ook wel het ik-tijdperk wordt genoemd. Als uitvloeisel van het modernisme is de abstractie zo’n drie decennia geleden in de ban gedaan. De progressieve modernisten werden met terugwerkende kracht schuldig verklaard aan allerlei maatschappelijk falen. Modernistisch denken zou verheerlijking zijn van industrialisatie, van totalitaire regimes en van verregaande nivellering. Er zijn zelfs cultuurbeschouwers die de holocaust wijten aan het modernisme. Allemaal onzin natuurlijk, maar deze post-modernisten hebben er wel voor gezorgd dat destijds broodnodige liberalisering en individualisering z’n intrede kon doen. Want toegegeven voor veel kunstenaars was het hoogtepunt van de modernistische kunst, het minimalisme en de conceptuele kunst, een terreur. Net zoals in het maatschappelijk leven de verzorgingsstaat de individuele ontplooiing eerder leek tegen te werken dan te stimuleren. Maar, de culturele vervlakking en economische ongelijkheid die vervolgens de vrije marktpolitiek als bijwerking met zich mee heeft gebracht doet velen weer tot inkeer komen. Er is weer een roep om solidariteit en sociaal gevoel en misschien heeft dit ermee te maken dat het taboe op abstractie, modernisme en formalisme, dat velen nog steeds met oude tijden associëren, langzaam weer wordt opgeheven.


*) Deze tekst is een deel van de tekst ‘Tape This’, die de gelijknamige groepstentoonstelling in ‘Arti en Amicitia’ in Amsterdam begeleidde (september 2006)

woensdag, januari 17, 2007

opening 21 januari 15.30 uur

-LOOP-

JAN MAARTEN VOSKUIL


21 januari - 24 februari

Van 21 januari t/m 24 februari exposeert jan Maarten Voskuil bij Kunstruimte 09. In -LOOP- wordt de ruimte voor abstracte kunst aan de Herenbinnensingel in Groningen gevuld met een groot locatiegebonden werk waarin de bezoeker letterlijk de schilderkunst kan binnentreden. Daarnaast wordt tijdens de tentoonstelling voor het eerst de publicatie '15.12.06' getoond met daarin een dag uit het leven van het recente modulaire werk '32 Triangular Spare Parts'.

Jan Maarten Voskuil noemt zich schilder, maar je zou hem ook beeldhouwer of zelfs architect kunnen noemen. Hij 'bouwt' ruimtelijke schilderijen en ruimtevullende installaties met modules die hij Spare Parts noemt: losse objecten die op verschillende wijzen aan elkaar kunnen worden verbonden.
Het werk van Voskuil wordt wel eens in verband wordt gebracht met kunst uit de jaren zestig en zeventig als zero en minimalisme. Maar het is alles behalve dogmatisch.
Het werk van Voskuil is speels en het relativeert conventies. In de serie Commodity Act (2005) kunnen kopers van een schilderij bijvoorbeeld zelf het formaat en de compositie veranderen. In de serie Colors By (2004) laat hij collega kunstenaars zijn werk 'inkleuren'. Aanvankelijk gebruikte Voskuil kleur om de vorm van het schilderij te benadrukken. Kleur lijkt in de recente werken nauwelijks meer een rol te spelen. Het werk kent nog enkel het witte oppervlakte dat door z'n glooiingen alle gradaties van licht en schaduw lijkt te herbergen.

Jan Maarten Voskuil studeerde Algemene Letteren aan de Rijks Universiteit Groningen en deed de tweede fase opleiding aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem (Ateliers Arnhem).Hij is tevens geregeld als curator actief. In de door hem samengestelde tentoonstelling en catalogus Concrete Zaken (De Nieuwe Vide - Haarlem 2006) toont hij zich een warm pleitbezorger voor herwaardering van het doodgewaande Modernisme, in het bijzonder de concrete kunst. Dit als tegengif voor het doorgeschoten individualisering.



Expositie: -LOOP-
Jan Maarten Voskuil

Plaats: Kunstruimte 09
Herebinnensingel 9
9711 GE Groningen

Opening: zondag 21 januari om 15.30 uur door Ger van Dam , verzamelaar