“Abstracte schilderkunst kan zich niet meer beroepen op haar vermeende essentie. Haar opgaan of verdwijning in het alledaagse leven heeft haar bevrijdt van Russisch ‘Utopianisme’, de ‘authentieke’ Pollock en de ‘waarachtige’ Mondriaan. Hedendaagse abstractie accepteert haar onderdompeling in banaliteit en heroverweegt tegelijkertijd haar gebroken verhouding met Modernisme”.(1)Deze tentoonstelling moet een beeld neerzetten van een dwarsdoorsnede van de hedendaagse schilderkunst die is verankerd in een abstracte traditie. En ja, daar gebeurt het: zodra het A-woord valt, is de toon gezet. ‘Abstract? Kun je dat eten?’, vroeg Han Schuil mij toen we over de titel van deze tentoonstelling te spreken kwamen. En nee je kunt het niet eten, ook al is het concreter dan menigeen denkt. En ja, het dient definitie, en nuancering. Een abstracte traditie duidt echter al op iets dat veel groter is. Het enkele woord abstract leidt evenals figuratie tot versimpeling, en foute voor(onder)stelling(en) van zaken Toch worden ze te pas en te onpas gebruikt om maar duidelijkheid te scheppen. Het tegenovergestelde wordt bewerkstelligd. Terminologieën als abstract en figuratief zijn al vele tientallen jaren niet meer toereikend, en hebben hun (aanvankelijke) betekenis reeds lang verloren. Het zijn dan ook achterhaalde termen die niets anders zijn dan handreikingen aan een publiek dat duidelijkheid wenst te krijgen. Deze woorden dekken de nuance en de complexiteit van hedendaagse kunst niet meer. Nooit is exact aan te wijzen waar abstractie begint en figuratie eindigt, en vice versa. Zo ligt bijvoorbeeld aan elk hedendaags non-figuratief kunstwerk een exempel uit de afgelopen eeuw ten grondslag (nog afgezien van het laatste werk dat er in het atelier aan vooraf is gegaan), en dat maakt alle kunst per definitie ‘figuratief’.
Gemene deler in deze tentoonstelling is de hyperbewuste houding van de individuele kunstenaars ten aanzien van de geschiedenis van de schilderkunst. Wat alle kunstenaars gemeen hebben, is het feit dat ze zich bewust zijn van het gegeven dat alles wat reeds is als vertrekpunt kan dienen in plaats van doel in zichzelf. Een monochroom schilderij is niet meer bij uitstek radicaal, en is in die zin even klassiek als een bloemstilleven. Grenzen die voorheen nog werden opgezocht, worden inmiddels als conventies gezien. Door de idealen uit de vorige eeuw niet meer als doel in zichzelf te beschouwen, worden eindpunten vertrekpunten.
Schilderkunst heeft zich vooral in de vorige eeuw verbasterd door cross-overs aan te gaan met andere media zoals beeldhouwkunst, fotografie, conceptuele kunst, performance, (populaire) beeldcultuur, mode en design. Maar van een even zo groot belang voor haar ontwikkeling is de tautologische aard van de schilderkunst. Haar ‘ontvankelijkheid’ voor andere media in combinatie met haar ‘autistische karakter’ toont ons een medium dat vele gezichten kent. Haar lichaam is zowel taai als uiterst flexibel. Ze is zelfs een paar maal uit de over haar afgeroepen dood herrezen. Of zoals Schuil wijselijk zegt: Het Modernisme is dood, niet de schilderkunst.(2)
Martijn Schuppers december 2006