Henriëtte van ‘t Hoog en Thomas BakkerDe een werkt met vlak en kleur
De ander met licht
Thomas Bakker
Thomas Bakker is van 1970, dus 40 jaar oud. Hij deed van 1994-1998 de bacheloropleiding aan St Joost in Breda in een combinatie van Audiovisueel en beeldhouwen en vervolgde zijn studie aan dezelfde school in 1998 met een tweejarige master fotografie. Daarna ging hij naar Amsterdam om aan het Sandberg Instituut nog eens 2 jaar zijn ontdekkingstocht te vervolgen. In 2002 startte hij zijn carriere en presenteerde zijn werk in plekken als de Mariakapel in Alkmaar, Van Abbe Museum, Lokaal 01, Centraal Museum, De Fabriek, De Beyerd, Pakt, Paparazzi, de bouwkeet van het Stedelijk Museum en nu in Groningen in de onvolprezen K09.
Hij werkt met licht en ruis-architectuur. Zoals een ander twijgjes, bakstenen of schroothout neemt, afval van de maatschappij, zo neemt hij ruis, dat wat we vroeger toen de televisie nog analoog was, in een poging toe duiding, sneeuw wisten te noemen, een dichte sneeuwstorm waarin je geen betreedbare ruimte meer voor je ziet, maar je volkomen opgesloten waant. Maar het is geen sneeuw, het is de thermische ruis van het toestel. De restvormen van het televisiebeeld
Thomas Bakker behoort hiermee tot de soort fundamentele kunstenaar die werkt met afval, in dit geval die van techniek. Zoals fundamentele schilders als Toon Verhoef, Rajlich, Jaap Berghuis en Ryman, hun materiaal, de werking van penselen en verf en het uithoudingsvermogen van die verf, de verkleuring, onderzochten, zo onderzoeken deze kunstenaars de werking van hùn materiaal: de electronica en haar techniek.
Henriëtte van het Hoog
Henriëtte van het Hoog is ouder dan Thomas. Zij is van 1943 en werd geboren in Amsterdam. Daar studeerde ze mode aan de Academie Van Braam en Wibaut, en leerde ze het begin van schilderen van de Amsterdamse expressionist Willem Kouwer Boomkes.
Ik leerde haar werk kennen in 1982 toen zij in Friesland woonde en ik in de selectiecommissie zat voor de eerste triënnale van Noord Nederland, die toen gehouden werd in het Drents museum in Assen. De Friese cultuurhistoricus Peter Karstkarel introduceerde haar, een schilder die volgens hem op intrigerende wijze de natuur liet zien in snelle toetsen zoals een fotocamera in beweging het licht en donker traceert.
Ze had geëxposeerd in het Coopmanshus in Franeker, De Beyerd in Breda, Museum Markiezenhof in Bergen op Zoom en het Casino in Oostende. Daar kreeg ze in 1978 de bronzen medaille van de Belgische prijs voor de schilderkunst van die stad. De schilderijtjes, ze waren klein, bestonden uit snelle lichtbanen, vegen van verf, die het abstracte beeld gaven dat ontstaat als je tegen het licht inkijkt.
Een jaar later arriveerde ze op de avondschool van Minerva voor een docentschap tekenen.
Ze stapte over naar abstract, voor haar een kleine stap. Lichtbanen werden kleurbanen en gingen een eigen leven leiden. Het werden concrete twee dimensionale vormen van heldere kleuren geel, rood, blauw, paars en groen vaak gemengd met wit en soms met een droge kwast in beweging gebracht. Als een legpuzzel voegde ze die samen op de vloer, aan het plafond of aan de muren in particuliere ruimtes of in het openbaar.
De schrijver Frans van der Helm vergeleek die rusteloze zoektocht en drang tot arrangeren met die van de satijnvogel die van monochromen houdt en voortdurend zijn eigen omgeving kleurt om vrouwtjes te lokken. Hij schrijft:
‘Esthetiek? Ja zeker. Prieelvogels hebben rotsvaste overtuigingen en een enorme gedrevenheid om kritisch het perfecte resultaat te bereiken. Naar eigen inzicht. De mannetjes zijn voortdurend bezig hun versierde prieel bij te stellen. Ze herschikken wat, nemen een paar stappen terug en bekijken het resultaat met een scheef hoofd. Soms herstellen ze dan toch weer de oude situatie, soms proberen ze nog een andere situatie uit’.
Zo ook is Hetty altijd gedreven in haar atelier, bezig met kleuren die ze eindeloos ordent. Mogelijk, dat ze daar mannetjes mee lokt. Maar dat is denk ik niet haar hoofddoel. Haar doel is een samenvatting van de door haar waargenomen en gedroomde wereld. Zoals elke kunstenaar schept, schept zij haar eigen wereld en toont die in het openbaar. Háár wereld wordt gevormd door kleur, en kleur is haar materiaal dat haar de mogelijkheid verschaft tot het maken van haar schepping.
En zo bouwde ze haar werelden. Haar werk werd monumentaal. Haar priëlen kregen namen:
1998, ‘Surtito II’ bij Fred Wagemans in Beetsterzwaag. Ronde en strakke geometrische vlakken, cirkels en televisievormen (rond de fraaie beelden van haar vriendin Eja Siepman van den Berg),
2001, ‘Fusion’, fractal-achtige vormen in de universiteit van Hatfield, Engeland,
2001, ‘Ojief’in Frontaal in Appingedam,
2001, ‘Suite’ in Groningen in een particulier huis aan het Hoge der Aa,
2002, ‘Partita’ in ‘De Weiert’ in Emmen, en in
2004, ‘Shades’ een grote muurtekening in een hotel in Amsterdam.
Ze creëerde ruimten waarin kleur de beslissende factor werd en zo de ruimte bestuurde.
Wat u in deze expositie ziet, zijn de effecten van dit onderzoek. Zoals in de geschiedenis van de schilderkunst perspectief, anatomie en kleur steeds meer het beeld bepaalden en leidden tot anamorfosen en plafondsschilderingen die de zintuigen van de mens begoogelden, waardoor een optimale illusie ontstond die muren doorbrak en verf oploste in lucht,- en dat alleen maar omdat de schilder de schepping over wilde doen in zijn drang tot visuele grootmacht, zo ontstonden uit de ruimtes van Hetty van ‘t Hoog, de intrigerende omkeringen die u hier in deze kamers ziet. Het zijn minimalistische beelden die ons brein willen laten werken, en dat ook ook dóen en zo in een variant de beroemde regel van de dichter Nijhof activeren: ‘Kijk maar, er staat niet wat er staat’.
Het licht van Thomas
Wat Van ‘t Hoog doet met kleur, doet Bakker met licht. Hij creëert illusies via diaraampjes waaruit de dia’s zijn verwijderd. Met andere woorden: hij brengt de waargenomen wereld van de foto terug naar nul, zoals de zero-kunstenaars deden en laat van daaruit een nieuwe wereld ontstaan, een denkbeeldige wereld door vlakken van wit licht. En ons brein doet de rest: maakt er een blok van of een ruimte waar je geestelijk in kunt toeven.
Het werk doet denken aan dat van James Turell die in 1967 de wereld verraste met het werk Afrum-Proto, een quartzprojectie van wit halogeenlicht uit een MSR lamp van 1200 watt op een hoek van een donkere museumzaal waardoor de illusie van een zwevend wit blok ontstond. Het resultaat was verbluffend en maakte de minimal art tot een uiterst spirituele wereld van suggesties en dromen.
Monument van de analoge fotografie
Het werk rechts achter mij van Thomas vormt een monument van de analoge fotografie. Het is een registratie van de donkere kamer van het oude fototoestel. 36 Kodakopnames van het binnenwerk van de camera. Het begint met een restant licht dat nog binnenviel toen het filmpje in de kamer werd gedraaid. Daarna was het stil en donker.
Opnieuw weet Bakker een snaar te raken. Iets van de zwarte doos of het gat en alle energie die daarin verborgen ligt. Met deze fundamentele zwarte beelden met letters en cijfers en soms een beetje kleur, raakt hij ons gevoel voor energie. Zoals hij dat ook doet in het kunstwerk IMPULS dat volgende week vrijdag in Eindhoven van start gaat waarbij de ruis van de electronische warmte is nagebootst met led-lampjes en de energie toont uit het gebouw van het Centrum voor de Kunsten.
De samenstelling van deze expositie is gemaakt door Jacob van der Veen, die samen met Joke Vos dit kunstpodium voert. Het is een zeer gelukkige combinatie die ik nu graag voor geopend verklaar. Ik hoop dat de mensen komen kijken.
Petri Leijdekkers
K09, zondag 18 april 2010