maandag, april 06, 2009

Petri Leijdekkers bij opening van Bob Bonies 1 maart 2009

Dames en heren

K09 blijft bestaan. Het leek er even op dat dat niet zou gebeuren omdat de Groningse Kunstraad met alle waardering die ze had voor de ruimte, haar programma en prestaties, toch anders koos bij haar vaststelling van het subsidieadvies aan de stad voor de Gemeentelijke plan-periode 2009-2013. Maar na hard werken van de initiatiefnemers Joke en Jacob kwam het goed. Zij wisten ondersteund door o.a. kunstenaars, medewerkers van het museum, Academie Minerva en het Kunsthistorisch Instituut van de universiteit de gemeenteraad ervan te overtuigen van de ruimte moest blijven voortbestaan.

En dat is goed.

Want de betekenis van K09 is groot omdat ze een kunstopvatting vertegenwoordigt dat zo rijk is, dat het eigenlijk zijn weerga niet kent omdat de grenzen van dit geestelijk erfgoed door haar abstracte waarden de levenszin beroert van velen en voor iedereen overschrijdbaar zijn door de vele betekenislagen die zich al ziende openbaren. Want er is geen willekeurige natuurvorm waar deze kunst zich aan heeft te houden, wel structuur, structuur ontleend aan wetten: van de natuur, mathematische formules of compositorische wetmatigheden afhankelijk van het vlak, de elementen op het vlak en de persoonlijke structuren van de kunstenaar.

Dat maakte de ontwikkeling van de abstracte kunst in de jaren 60 zo fascinerend. Het onderzoek naar de elementen, het vlak, in kwadraten, in segmenten, moduleringen en kleurverlopen. Alles uiterst gedetailleerd ook vaak opgeslagen op papieren, in reeksen en in mappen. Minimale kunst, voor iedereen hanteerbaar, losgekomen van de mythe van de kunst.



De-mythologisering was de kunst ontdoen van haar verleden waarin de kerk en sociale bovenlaag de grondtoon vormden. De-mythologisering was ook de kunst ontdoen van zijn individuele grondtoon, het individuele gebaar, de toets waarin de artistieke persoonlijkheid de imponerende grondtoon vormde.
De geometrisch abstracte vormentaal was de taal bij uitstek van deze de-mythologisering.
Hiermee werd de geometrische kunst het beeldend signaal bij uitstel van de socialisering van de kunst

De oorprong lag in Rusland bij Malevic, Lissitsky en Rodchenko. In 1915 schilderde Malevic het zwarte vierkant. Een uiters spannend schilderij waarmee hij in voor die tijd extreme simpelheid de vorm en grenzen van het vlak bepaalde. Maar dit beeld had nog een mythe. Het werk was nog mystiek en had dus een traditie. Malevic hing het in de hoek van de kamer waar traditioneel de icoon van de pantocrator Christus hing.
Meer in de trant van de sociale revolutie werkte Rodchenko. Zijn rode, zwarte en witte schilderijen wilden alleen nog maar object zijn en dus voor iedereen! Een extreme stap tégen de traditie.

Ook Van Doesburg zocht die spanning. Steeds hardnekkiger ging hij vanaf 1920 op zoek naar modules in zijn werk, naar de universele vorm zoals hij dat noemde. Dit leidde tot spanning tussen hem en Mondriaan die ook wel een kleine periode met die gedachten had gespeeld maar daar toch vanaf was gestapt. Ook voor Mondriaan bleef de mythe gelden, het schilderij als filosofie, terwijl Van Doesburg steeds meer industrialiseerde.

De groep die in 1966 in Apeldoornse Van Reekumgalerie exposeerde in de tentoonstelling ‘Nieuwe Abstractie’, een initiatief van de kunstenaar/ kunsthistoricus Frank Gribling, bestond uit kunstenaars die iets hadden met die geobjectiveerde vorm. Zij reageerden allen op de ‘primitieve lichamelijke dramatiek’ (zoals Gribling het noemde) van Cobra en het Abstract Expressionisme, dus ook op het surrealisme en alle mythes die daarmee werden gemaakt. Tot deze exposanten behoorden behalve Carel Visser, Pieter Engels en Frank Gribling zelf, Ad Dekkers, Peter Struycken en Bob Bonies. Zij wilden in eenvoud en zuivere verhoudingen de waarheid vinden, door eenvoudige materialen, eenvoudige structuren en eenvoudige systemen om op deze manier beeldende kunst zijn brede sociale hanteerbaarheid te geven. Alledrie wilden ze het systeem van de ruimte inzichtelijk en hanteerbaar maken.
Struycken sprak over de voortzetbaarheid die hij in zijn werk wilde tonen. In de reeksen die hij in 1969 door middel van het gebruik van een computersysteem voor het eerst toonde, wilde hij een beeld van die ‘voortzetbaarheid’ geven, een uitsnede uit de oneindige ruimte, het beeld van een veel groter geheel dat zich buiten het vlak in een infiniteit aan variaties lijkt voort te zetten.
En dat zien we ook bij Dekkers, die in witte vlakken door eenvoudige zaagsnedes de hele kosmos wilde vangen. En in het werk van Bonies, in zijn curves, zijn punten, zijn lijnen als snijpunten, snijlijnen en segmenten van cirkels die oneindig zijn en waaraan het schilderij een simpel houvast biedt.

Bonies was naast het werk in zijn atelier ook sociaal zeer actief, als lid van de ‘Liga nieuw beelden’ die zocht naar een balans tussen kunst en leefomgeving en kunst en industrie. Door actief lidmaatschap van de BBK, de ‘Bond van Beeldende Kunstenaars’, door de oprichting van de BBKA, de ‘Bond van Beeldende Kunst Arbeiders’ waarmee hij die socialisering hoopte te vinden. Kunst en verbeelding voor allen. En daartoe hoort ook en dat toont de consequente drive in hem, zijn 13 jarig directeurschap van de vrije academie. Die bijzondere academie in Den Haag die in 1947 werd opgericht door de Livinus van de Bundt vanuit het ideaal om de creatieve productie voor iedereen toegankelijk te maken.

Zoals Barnett Newman zocht naar een beter leven via kunst (Hij stelde zich zelfs kandidaat voor het burgermeesterschap van New York) zo is ook Bob Bonies eigelijk altijd in de weer geweest om de sociale potentie van de autonome kunst te activeren.

En dat doet hij ook als schilder. Door zijn formaten geeft hij de kijker gelegenheid om op te gaan in het beeld, in de beelden om hiermee deel te nemen aan het gigantisch vermogen dat schilderkunst eigenlijk heeft. Hij verwijst met waardering naar kunstenaars die ook op zijn manier de wereld wilden tonen, zoals Clyfford Still, Ellworth Kelly, Max Bill en Richard Lohse.

En dat maakt K09 zo’n rijke galerie. Steeds weer beloop je hier de geschiedenis van de abstracte beeldende kunst die meer dan welke kunst ook poogt tot ordening te brengen. Artistieke ordening. Ordening van een wereldbeeld in het geval van Bob Bonies door voortgang, draaiing, verplaatsing van assen, en weglating.

Het is niet de eerste keer dat Bonies in Groningen zijn werk laat zien. In 1970 bezette hij samen met studenten van de academie en leden van de BBK Minerva. In 1972 maakte hij vanuit de BBKA, solidair met de ontslagen werknemers van de strokartonfabrieken in Oost Groningen een expositie in het Groninger Museum met objecten gemaakt van strokarton. Eind jaren 70 toonde hij zijn autonome werk in Galerie Magazijn, het toenmalige podium van Gemma Polder. En permanent vind je Bob Bonies in de kleurencompositie van het voormalig distributiecentrum van de PTT dat je ziet als je wacht op de trein in het Centraal Station van Groningen.

Graag open ik de expositie.

Petri Leijdekkers, maart 2009

Geen opmerkingen: