De expositie Colour Matters - Part Four is de vierde in een reeks exposities, in de afgelopen 3 jaar, waarin de diversiteit aan niet-verhalende beeldende kunst werd gepresenteerd. Met de vierde aflevering wordt de reeks (voorlopig?) afgesloten. Het geheel heeft geresulteerd in 4 boeiende exposities, waarin overeenkomsten en verschillen in opvattingen en materiaalgebruik in een lucide samenhang te zien waren. In het verlengde van deze presentaties werden en worden een reeks deelnemende kunstenaars gevraagd solo of in interessante duo’s een expositie in K09 in te richten naar eigen inzicht.
De exposities ‘Colour Matters’ gaan vergezeld met de uitgave van 2 boeken. Deze pretenderen niet een volledig overzicht te geven van de ‘abstracte kunst’. Wel laten ze een dwarsdoorsnede zien van wat er aan ‘kleur’, “materiaal’ , in combinatie met een ‘klare lijn’ en een helder idee voor boeiende kunst wordt gemaakt. Klassiek-moderne opvattingen worden afgewisseld met experiment en vernieuwing. Het toont aan dat de menigmaal doodgewaande en als anachronistisch betitelde schilderkunst springlevend is. Sterker nog, wij geloven dat de belangstelling voor het beschouwende en contemplatieve in de kunst, zoals dit in menig hier getoond kunstwerk aan de orde is, alleen maar in betekenis en zeggingskracht zal toenemen. Wij beschouwen de Kunstruimte 09 zelf zo langzamerhand als een vrijplaats in een samenleving waarin weinig ruimte meer is voor reflexie.
In aanvang startten we vrij onbevangen. De titel van de eerste expositie (Abstracte Salon) refereert hier nog aan. In deze expositie verzamelden we werk van kunstenaars die we kenden of waarvan we hoopten dat ze werk voor deze expositie ter beschikking zouden willen stellen. Het resultaat overtrof onze verwachtingen. Het leek of, als gevolg van deze expositie, allerlei mensen ‘’wakker werden’. Mede als gevolg hiervan werden we zelf geconfronteerd met onze eigen verantwoordelijkheid in deze. Is dit slechts een hobbyistisch aardigheidje of pretenderen we hier meer mee? We hebben duidelijk gekozen voor het laatste. Dat brengt met zich mee dat er een zekere mate van verantwoording voor het soort kunst en de kunstenaars die wij laten zien moet zijn. Met name de al snel opkomende discussie over het begrip ‘abstract’ (als contrair aan het begrip ‘figuratief’) en meer precies de achterhaaldheid van het begrip, volgens sommigen, heeft geleid tot aanpassingen. Wij hebben het nu niet meer over b.v hard-core abstracte kunst, maar over kleur en materiaal als basiselementen voor beeldende kunst en, in het verlengde daarvan, over materiaal en idee (in filosofische zin: over ‘materialisten’ en ‘idealisten’). Daarnaast heeft het begrip ‘schilderkunst’ een betekenisverandering ondergaan. Veel kunstenaars beschouwen schilderkunst niet meer als louter ‘verf op een drager’, maar beschouwen het veel meer als een verzamelbegrip voor gebruik van diverse materialen. Het gevaar van beide tendensen is een algehele begripsvervaging. Immers, als begrippen als ‘abstract’ en ‘figuratief’ niet meer terzake doen en onder ‘schilderkunst’ alles kan worden verstaan wat een schilderkunstige verbeelding inhoudt, zijn het zinloze begrippen geworden. In termen van concrete programmering zou dit een inhoud van ‘vlees noch vis’ betekenen. Dat willen wij niet. Voor kunstenaars zelf is het ondertussen heel duidelijk geworden ‘wat wij als K09 willen’ en het blijkt dat K09 in dat opzicht in Nederland vrij uniek is. Wij hebben het zelf daarom liever over kunst die een eigen werkelijkheid creëert, in veel gevallen concrete kunst te noemen, ongeacht de uitgangspunten waar het werk op is gebaseerd (d.i. b.v. formele of informele principes, abstracties van waarnemingen etc.). De uiterlijke verschijning (verf of geen verf) doet daarbij minder ter zake.
Naast bovenstaande kunsthistorische overwegingen, waarin K09 een eigen plaats heeft verworven, spelen algemene bedreigingen voor de beeldende kunst een rol bij onze opzet. De algehele tendens om alles in markteconomische termen van vraag en aanbod te vertalen (inherent aan onze kapitalistische samenleving, maar tegenwoordig een allesbepalend issue geworden), dat voor het ‘soort kunst’ dat k09 propageert niet direct gunstig is. En de verdere annexatie van kunst door de politiek. Daarmee bedoelen wij de neiging om beeldende kunst te zien als ‘sociaal smeermiddel’ voor sociale problematiek; het propageren van ‘maatschappelijk relevante’ kunst, waarbij de kunstenaars in kwestie als een amateur-sociaal werker fungeert. Alsof de politieke beleidsmakers door de voordeur de eigen Sociale Academie-achtergrond uit de jaren 70- en 80 van de vorige eeuw, via de beeldende kunst, wensen te concretiseren. Dit is niet wat wij als uitgangspunt of doel van beeldende kunst zien. De beeldende kunst heeft geen vooropgezet economisch nut, noch een sociaal-cultureel uitgangspunt, net zo min als literatuur of muziek. Wat de beeldende kunst wel kan is een reflexie bieden op ‘het menselijk bestaan’ en dat is wat K09 met haar programma beoogt.
In de vorige CM - aflevering lag de nadruk vooral op de materialiteit van het getoonde werk. (bij Ton Boelhouwer, Klaas Kloosterboer en Albert Oost bijvoorbeeld). In deze aflevering lijken constructivistische elementen de overhand te hebben. Dit is overigens niet bewust. Er worden geen kunstenaars bij elkaar gezocht die vergelijkbaar werk maken. Eerder het tegendeel. Het is m.a.w. toeval (of niet?)
Een nestor van de constructivistische, concrete kunst in deze expositie is Bob Bonies (Den Haag). Onlangs waren we op zijn atelier (zeg maar gerust ateliers) en daar hing een ruim exposé van werk van de afgelopen 40 jaar. Daar krijgt men ook inzicht in het procédé, dat begint met ruitjespapier en via kleine ‘prototypes’ resulteeert in groot werk. Recent werk was ogenschijnlijk nog eenvoudiger van opzet dan voorheen, maar tegelijkertijd ook zeer dynamisch. (Ook een kunstenaar die al zo’n 40 jaar met een elementair basisgegevens werkt kan weer verrassen). In de expositie CM-3 hing werk van een exponent uit een jongere generatie constructivisten (Jan Maarten Voskuil). Ook dit werk wordt van te voren ‘uitgedokterd’ en daarna geconstrueerd. Omdat deze werken uit losse elementen bestaan kunnen ze, naar believen, op allerlei manieren in elkaar worden gezet. De opvattingen van Voskuil zijn minder streng en wellicht geldt dit aspect sowieso voor jongere generaties. Zoals elders betoogd (door b.v Martijn Schuppers n.a.v. de door hem samengestelde expositie “BSTRCT”) bekommeren kunstenaars zich tegenwoordig minder om termen als ‘abstract’ of ‘figuratief’ of ‘schilderkunst’. Men zou kunnen beweren dat het werk daarmee eclectischer en vrijblijvender wordt, maar in het geval van Voskuil is daar zeker geen sprake van. Overigens zagen we bij Bonies nog een werk hangen dat er uit zag alsof het vandaag was gemaakt. Er was een ruimtelijk element in opgenomen van perspex dat, desgewenst vervangen kon worden door een element in een andere kleur. Naar analogie met een werk Voskuil, welhaast. Dit werk was echter niet van vandaag, maar van zo’n 40 jaar geleden.
Constructivistische en geometrische elementen zien we op deze expositie ook terug bij anderen. In het werk van Henriëtte van ‘t Hoog (Amsterdam) bijvoorbeeld, waarbij perspectieflijnen ruimtelijke illusies oproepen. Of in het werk van Luc Hoekx (België) en Hans Goudsblom (Groningen). waarin op een meer intuïtieve wijze waarneming tot vereenvoudigder vormen zijn teruggebracht. Bij Goudsblom laag over laag met olieverf op doek. Bij Hoekx in olieverf op acrylaatglas. Bij Goudsblom leidt dit tot opaak werk in dikke lagen verf, bij Hoekx tot transparnte schiderijen, waarbij de voor- en achterkant en het pesrpex als drager een rol spelen.En in het werk van Jeroen Glas (Arnhem) waarin een simpele vorm en letterlijk licht tot een concreet object wordt en verder bij Frank Sciarone (Groningen), die zich vaak bediend van geometrische vormen met de nodige afwijkingen om werk te maken dat misschien het best ‘poëtisch’ kan worden genoemd.
Een andere kunstenaar, die, als Bonies maar op een geheel andere wijze, zichzelf de beperking van een aantal basisregels oplegt is Jerry Keizer (Amsterdam). De grondhouding zou men verwant kunnen noemen, de uitwerking is totaal anders. Zwarte en witte olieverf, een bepaalde kwast en een reeks dezelfde handelingen maken het werk. Een argeloze kijker zou zeggen: het steeds hetzelfde, maar degene die beter kijkt weet beter: elk werk is weer anders dan andere. In het Duits zegt men het treffend: ‘in der beschrankung zeigt sich der meister’. In uiterlijke verschijning hebben sommige werken van Cor de Nobel (Groningen) overigens er wel enige verwantschap mee, terwijl dit werk juist informeel en intuïtiever tot stand komt.
Twee kunstenaars, die zich niet in bovenstaande termen van constructivistisch, conceptueel of fundamenteel laten vatten, maar een eigen vormentaal hebben ontwikkeld zijn Roland Schimmel (Arnhem) en Bart Vandevijvere (België). Het werk van Schimmel is gebaseerd op nabeelden van waannemingen, incluis de ‘blinde vlekken’ die te lang in een licht kijken kan opleveren. Op schilderachtige wijze worden mysterieuze ruimtes vol licht en kleur opgeroepen. De schilderijen van Vandevijvere zijn concreter, maar even raadselachtig. Op intuïtieve wijze wordt muziek (m.n. hedendaagse klassieke muziek) omgezet in beelden, die zich kunnen laten lezen als visuele partituren, maar evengoed gezien worden als puur esthetisch genoegen. Zelf kunnen we beide kunstenaars niet geheel vrijpleiten van enige romantiek.
De laatst te noemen kunstenaar op deze presentatie is Nan Groot Antink (Tilburg), die zich in haar werk de meest letterlijke vertaler toont van de titel van de expositie: ‘Colour Matters’. Eeuwenoude procedures voor het maken van kleurstoffen uit diverse materialen is de basis voor haar werk, dat bijna in zijn pure vorm wordt getoond.
september 2007
Jacob van der Veen
COLORIFIC
12 jaar geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten