K 09
Hoe te reageren op de kwaliteiten van een ruimte?
Moet ik reageren op de kwaliteiten van de ruimte?
Heb ik een idee over de kwaliteiten van de ruimte?
Welke kwaliteiten van een ruimte wens ik voor mijn werk?
Komen de wensen die ik heb omtrent de kwaliteiten van een ruimte overeen met de kwaliteiten van de expositie ruimte K 09?
Omdat ik ideeën heb over de kwaliteiten die ik wens voor de ruimte waarin mijn werk komt te staan, moet ik reageren op die ruimte door middel van de wijze waarop ik mijn werk in die ruimte plaats. Anders is het mogelijk dat ik, in naiëviteit, de kwaliteiten van de geboden ruimte verwar met de kwaliteiten die ik wens.
Eén voorbeeld: wanneer ik voor mijn werk een museale plaatsing wens, dan lijkt mij het deel van het Groninger Museum waar de expositie “Gebaren van Verf” plaatsvond ideaal: klassieke fijne vloer, mooie verhoudingen van de zalen, goed op elkaar aansluitend, een plattegrond à la oude van Abbe Museum: helemaal goed. De opstelling van mijn werk in die zalen zou ‘probleemloos’ zijn: het komt het werk ten goede en het museum biedt deze kwaliteit. Eigenlijk reageert hier de museumzaal op het werk dat gaat komen, hoe tegenstrijdig dit ook lijkt: de architectuur gaat vooraf aan de expositie. Hier hoef ik nauwelijks te reageren: de kwaliteit van de ruimte is de jas die past bij het werk.
Een dergelijke museale kwaliteit is niet aanwezig in Kunstruimte 09. Kunstruimte 09 is een soort ruime woning die een beetje is uitgebroken. Hier past een bankstel en t.v. met wat planten. Mijn werk heeft geen overeenkomsten met de kwaliteiten van de ruimte, hoe prettig ik die ook vind, sympathiek, menselijk, rustig, mooi licht, wel wat smal is het pand.
Museaal betekent dat het werk zoveel ruimte meekrijgt als ’t uit zichzelf opeist > dat is de kwaliteit van de museale ruimte. Bij K 09 is dat onzin, die ruimte is er niet en ik moet ook niet doen alsof. Dus krijgt ’t werk die ruimte niet. Het werk krijgt weinig ruimte: je moet er wel langsheen kunnen, zoals dat op mijn atelier ook ’t geval is, het is ‘vol’ maar elk werk is goed te ervaren, meer ruimte dan noodzakelijk is niet gepast. Dat schept ruimte: voor veel werk! Een hele andere ruimte: in elkaar overlopend waartussen de bezoeker zich bevindt. Op deze manier kan ik veel laten zien en wordt de Kunstruimte vol. Ik stel me voor dat de Kunstruimte wel twee keer zo groot voelt nu het werk het pand ‘oprekt’! Nu kan ik ‘RAL’, ‘3D’, ‘Átomon’, ‘Houtje’, ‘Palladio’, ‘Cunault’ en misschien nog wel meer tonen! Én creëer ik een gedeelte waar werk aan de muur hangt zonder dat de ruimte die dat opeist gedeeld wordt met ruimtelijk werk. Ik zou zeggen: de kwaliteit van de expositie, om die te zien: kijk dan langs de kunstwerken heen. Zoals de reductiekaart, uit 1748, van Giambattista, die hierop aangaf wat alle openbare ruimte, op dat moment, in ROME was. Er was veel meer ruimte dan ogenschijnlijk ’t geval was: alle openbare gebouwen werden als pleinen, een kerk was een openbare ruimte. Er was plotseling veel meer openbare ruimte dan voorheen, maar die ging nergens af, nee in dezelfde ruimte kwam ruimte bij: het is maar hoe je omgaat met de kwaliteit van de ruimte, deze definieert en inzet.
Frank Sciarone
18 juli 2008
COLORIFIC
12 jaar geleden